Terug naar het overzicht

Personenbelasting

Aan de belasting onderworpen personen De personenbelasting is verschuldigd door de Rijksinwoners. Rijksinwoners zijn de personen die in België hun domicilie of de zetel van hun fortuin hebben gevestigd. Het domicilie is een feitelijke toestand gekenmerkt door het verblijf of het werkelijke wonen in het land; met "zetel van fortuin" wordt bedoeld, niet de plaats waar de goederen die het fortuin vormen gelegen zijn, doch wel de plaats waaruit de goederen die het fortuin vormen, worden beheerd, dus de plaats waar een persoon de zetel van zijn zaken of van zijn bezigheden heeft. Tot bewijs van het tegendeel worden alle natuurlijke personen die in het Rijksregister ingeschreven zijn geacht hun domicilie of de zetel van hun fortuin in België gevestigd te hebben. Wat de personen betreft die niet zijn ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen, moet de vestiging van de woonplaats of de zetel van het fortuin in België worden beoordeeld volgens de feitelijke omstandigheden. Sinds aanslagjaar 1995 wordt het domicilie van echtgenoten bepaald door de plaats waar het gezin is gevestigd. Het tijdelijk verlaten van het land houdt geen wijziging van domicilie in. De gemeente waar de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar is gedomicilieerd is de "gemeente van aanslag" op basis waarvan het tarief van de aanvullende belastingen wordt vastgesteld. Sinds 2004 is de manier waarop echtgenoten belast worden, grondig gewijzigd. De afzonderlijke belasting van de inkomens geldt als algemene regel maar de aanslag blijft gemeenschappelijk, waardoor de echtgenoten zowel het huwelijksquotiënt als de andere mogelijkheden tot inkomstentoekenning of vrijstelling tussen echtgenoten kunnen blijven genieten. Een andere fundamentele wijziging is de gelijkstelling van wettelijk samenwonenden met echtgenoten. Verderop zal de term “echtgenoot” dus ook gebruikt worden voor de “wettelijk samenwonende”. Voor echtgenoten is de gemeenschappelijke aanslag de regel. Dat uit zich in de gemeenschappelijke aangifte. Een afzonderlijke aanslag, en dus ook een afzonderlijke aangifte, is echter van toepassing: - Voor het jaar van het huwelijk of van de verklaring van wettelijke samenwoning, - Voor het jaar van de scheiding of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning, - Vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden tussen gehuwden of wettelijk samenwonenden, - Voorzover die scheiding in het volledige belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt. Voor het jaar van overlijden mag gekozen worden tussen een gemeenschappelijke en een afzonderlijke aanslag. Die keuze zal gemaakt worden door de overlevende echtgenoot of door de erfgenamen indien beide echtgenoten overleden zijn. De keuze zal gebeuren bij de aangifte van de inkomsten. Ingevolge de wet van 24 januari 1997 tot wijziging van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (BS van 6 maart 1997), werd het begrip referentieadres ingevoerd. Hieronder moet worden verstaan het adres van een natuurlijk persoon (de referentiepersoon) die is ingeschreven in het bevolkingsregister op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd, en die zijn toestemming heeft gegeven aan een persoon zonder verblijfplaats om zich op dat adres te laten inschrijven. Ingeval van niet-betaling van de belasting is een uitvoerend beslag op de roerende goederen van de gerefereerde persoon op het referentieadres in principe aan de belastingontvangers afgeraden, maar toch blijft de belastingontvanger vrij om roerend beslag te leggen op de goederen van de gerefereerde persoon zodat het raadzaam is dat deze laatste veiligheidshalve de nodige bewijsstukken zou verzamelen zodat hij tegenover een eventueel optredende gerechtsdeurwaarder zijn eigendomstitel op zijn roerende goederen kan bewijzen. De invordering van een belasting op de inkomsten van een feitelijk gescheiden echtgenoot mag slechts worden vervolgd en laste van de andere echtgenoot op voorwaarde dat een ingebrekestelling tot betaling is toegezonden aan de echtgenoot, op wiens inkomen de belasting is gevestigd. Er is ook beslist dat de belasting in verband met de persoonlijke inkomsten van één van de echtgenoten niet mag worden verhaald op eigen goederen van de ander echtgenoot (vanaf aanslagjaar 2000).2 In dit verband geldt de voorwaarde dat de betrokkene het bewijs levert dat haar of zijn eigen goederen van onverdachte oorsprong zijn. De eigen goederen worden geacht onverdacht te zijn als: - Hij of zij over de eigen goederen beschikte van voor het huwelijk; - De eigen goederen voortkomen van een erfenis of schenking door een andere persoon dan de echtgenoot of echtgenote; - Hij of zij de eigen goederen heeft verkregen met inkomsten die voortkomen van de geërfde of geschonken goederen; - Hij of zij de goederen verkregen heeft met inkomsten die op grond van het huwelijksvermogenstelsel als eigen kwalificeren. Vanaf aanslagjaar 2002 kan in geval van feitelijke scheiding, de belasting op het vanaf het tweede kalenderjaar na de feitelijke scheiding verworven inkomen van één van de echtgenoten niet meer worden ingevorderd op het inkomen van de andere echtgenoot. Vroeger kon er bij de echtgenoot ingevorderd worden voor de inkomsten verworven tot de eigenlijke ontbinding van het huwelijk. Om de feitelijke scheiding te bewijzen volstaat het niet dat de echtgenoten ingeschreven zijn in verschillende gemeenten. De administratie kan hen vragen te bewijzen dat er sprake is van een duurzaam gescheiden leven. Toch kan de fiscus ook personen die niet de bedoeling hebben om hun relatie te beëindigen maar die wegens omstandigheden (vb. opneming in verzorgingstehuis) gescheiden leven, als alleenstaanden beschouwen. Vanaf het aanslagjaar 2005 kan, in geval van feitelijke scheiding van de echtgenoten, de belasting op het vanaf het tweede kalenderjaar na de feitelijke scheiding verworven inkomen van één van de echtgenoten alsook de roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing die vanaf hetzelfde kalenderjaar op naam van één van hen wordt ingekohierd, niet meer worden ingevorderd op het inkomen van de andere echtgenoot of op de goederen die deze met dat inkomen heeft verworven. Met ingang van 1 januari 20054 kan de directeur van de belastingen onder bepaalde voorwaarden een onbeperkt uitstel verlenen aan de invordering van bepaalde belastingschulden. Het betreft de ten laste van de belastingschuldige gevestigde inkomstenbelastingen in hoofdsom, de belastingverhogingen, de boeten en interesten, met uitsluiting van de voorheffingen. De personenbelasting waartegen een bezwaarschrift is ingediend, de voorheffingen, de BTW, de verkeersbelasting,...Zijn eveneens uitgesloten: de belastingen gevestigd ten gevolge van de vaststelling van een fiscale fraude. Ook BTW-plichtigen kunnen onbeperkt uitstel verkrijgen voor hun schulden inzake inkomstenbelastingen. Belastingschuldigen die zich schuldig gemaakt hebben aan fiscale fraude kunnen niet van deze maatregel genieten. Tegen de beslissing van de directeur kan een administratief beroep aangetekend worden bij een speciaal daartoe samengestelde commissie van directeurs. Het betreft een buitengewone gunstmaatregel, waarvan alleen natuurlijke personen kunnen genieten. Om van de maatregel te kunnen genieten moet men: - "ongelukkig en te goeder trouw" zijn (concreet betekent dit dat men niet in staat is om op duurzame wijze zijn schulden te betalen en men het onvermogen niet heeft bewerkstelligd); - Geen beslissing tot onbeperkt uitstel verkregen hebben binnen de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek; - De voorwaarden, vermeld in de beslissing van de gewestelijke directeur invordering van de directe belastingen naleven, inzonderheid de betaling van een bepaald bedrag binnen een gestelde termijn. Het verzoek (model: http://fiscus.fgov.be/interfainvnl/Vragen/PDF/verzoekschrift.pdf ) moet gemotiveerd zijn (vermogenssituatie,inkomsten en uitgaven) en bewijsstukken bevatten. Het wordt per aangetekende brief worden ingediend bij de Gewestelijke directeur invordering van de directe belastingen van de woonplaats. Er wordt nadien een ontvangstbewijs toegestuurd. Binnen de zes maanden na de ontvangst van uw verzoek wordt per aangetekende brief een gemotiveerde beslissing toegezonden. Het onbeperkt uitstel is verkregen van zodra de voorwaarden, gesteld in de beslissing- inzonderheid de betaling van een bepaald bedrag binnen een welbepaalde termijn - zijn nageleefd. Vanaf de indiening van het verzoek tot het definitief worden van de beslissing worden alle vervolgingen opgeschort. Deze opschorting verhindert de ontvanger belast met de invordering van de belastingschuld evenwel niet de volgende maatregelen te nemen: - Het betekenen van een dwangbevel om de verjaring te stuiten; - Het inhouden van eventuele terugbetalingen; - Bewarende beslagen leggen; - De wettelijke hypotheek inschrijven. De beslissing wordt teniet gedaan wanneer men: - Onjuiste informatie heeft verstrekt of zijn onvermogen heeft bewerkstelligd; - De in de beslissing vermelde voorwaarden niet naleeft. Men kan binnen de maand vanaf de kennisgeving bij de Beroepscommissie inzake het onbeperkt uitstel van de invordering een beroep instellen op het volgende adres: Koning Albert II-laan 33 - bus 40 te 1030 Brussel. Deze Commissie doet uitspraak binnen de drie maanden na de ontvangst van het beroep. Deze gemotiveerde beslissing wordt de belastingplichtige ter kennis gebracht per aangetekende brief. Elke som die op het gebied van de inkomstenbelasting en de BTW aan de belastingplichtige moet worden terugbetaald, kan automatisch worden aangewend ter voldoening van openstaande niet betwiste belastingschulden. Deze aanwendingsmogelijkheid geldt ook in geval van beslag, overdracht, samenloop of een insolvabiliteitsprocedure. Zijn eveneens aan de personenbelasting onderworpen: - De Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren, die in het buitenland geaccrediteerd zijn, alsmede hun inwonende gezinsleden. - De andere leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, alsmede hun inwonende gezinsleden, daaronder niet begrepen consulaire ereambtenaren. - De andere ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van de Belgische Staat of van een van de staatkundige onderdelen daarvan of van een Belgisch publiekrechtelijk lichaam, die de Belgische nationaliteit bezitten en hun werkzaamheden buitenslands uitoefenen in een land waar zij niet duurzaam verblijf houden. Zijn niet aan de personenbelasting onderworpen: - De buitenlandse diplomatieke ambtenaren en de consulaire beroepsambtenaren, die in België zijn geaccrediteerd, alsmede hun inwonende gezinsleden; - Op voorwaarde van wederkerigheid, de andere leden van buitenlandse diplomatieke zendingen en consulaire posten in België, alsmede hun inwonende gezinsleden, mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of niet duurzaam verblijf houden in België; - Op voorwaarde van wederkerigheid, de ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van vreemde Staten of van staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan of van een buitenlands publiekrechtelijk lichaam mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of niet duurzaam verblijven in België en hun diensten niet verstrekken in het kader van enig handels- of nijverheidsbedrijf.