Terug naar het overzicht
11.08.2011 / Bedrijventekoop.be
Boekhouding en jaarrekening van de ondernemingen
De wettelijke beschikkingen die de ondernemingen dienen in acht te nemen in verband met hun boekhouding en jaarrekening, werden vastgesteld in de wet van 17 juli 1975 (en haar koninklijke besluiten) en in de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van Vennootschappen.
Toepasingsgebied
Voor de vereenvoudigde boekhouding van toepassing vanaf 1 januari 2004 voor de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zie verder 1.1.2.7..
De papieren boekhouding is niet meer verplicht en het centraal boek werd afgeschaft met terugwerkende kracht op 1 juli 2003.
Principe
De wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen is principieel van toepassing op alle ondernemingen. Voor de toepassing van deze wet wordt onder ondernemingen verstaan:
- De natuurlijke personen handelaars;
- De handelsvennootschappen (NV, BVBA, Coöperatieve vennootschappen, enz.) en de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen (cf. de burgerlijke vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen en sommige publiekrechtelijke vennootschappen, zoals de Nationale Investeringsmaatschappij enz.);
- De openbare instellingen die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard (zoals de Regie voor Telegrafie en Telefonie, de Regie der Posterijen enz.);
- Andere instellingen, al dan niet met eigen rechtspersoonlijkheid die, met of zonder winstoogmerk, een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen en waarop de bepalingen van hoofdstuk I van de wet, per soort instelling bij koninklijk besluit.
Voor natuurlijke personen zonder woonplaats in België en voor ondernemingen naar buitenlands recht evenals de Europese economische samenwerkingsverbanden met hun zetel in het buitenland, is de wet enkel van toepassing op hun in België gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden, met dien verstande dat hun gezamenlijke bijkantoren en centra van werkzaamheden in België als één onderneming worden beschouwd.
Aanvragen tot afwijkingen op de verplichtingen van de boekhoudwet
De gevallen waarvoor er een afwijking kan gevraagd worden, zijn opgesomd in artikel 15 van de boekhoudwet en betreffen:
- De minimum indeling van het algemeen rekeningenstelsel,
- De waarderingsregels,
- De vorm en de inhoud van de balans, de resultatenrekening en de toelichting,
- De geconsolideerde jaarrekening,
- De criteria voor het kunnen opstellen van een verkort schema.
Deze bevoegdheid die door de wet van 17 juli 1975 toegekend werd aan de Minister van Economie, betreft niet de kleine en middelgrote ondernemingen.
Voor wat betreft de afwijkingen met betrekking tot het algemeen rekeningenstelsel, de waarderingsregels, de jaarrekening en het verkort schema kan gesteld worden dat hoofdzakelijk concurrentiële redenen ingeroepen worden om de bestaande verplichtingen van de boekhoudwet niet te moeten naleven of niet volledig toe te passen (eerste criterium). In de meeste gevallen gaat het om markten waar de publicatie van de opgelegde gegevens tot concurrentieel onmogelijke toestanden aanleiding geeft wegens het bestaan van producenten die slechts één product maken tegenover hun concurrenten met meerdere producten.
Met betrekking tot het gebruik van andere boekhoudnormen inzake de consolidatie bestaat er een specifiek afwijkingsbeleid (tweede criterium). Het betreft vennootschappen naar Belgisch recht waarvan de centra van werkzaamheden of de groepsstructuren een uitgesproken grensoverschrijdend karakter vertonen. Deze ondernemingen kunnen vragen om hun geconsolideerde jaarrekening te mogen opstellen volgens andere boekhoudnormen die het best aansluiten bij hun specifieke kenmerken. Het referentiekader voor dit afwijkingsbeleid wordt omschreven als de ondernemingen die kunnen gekwalificeerd worden als zogenaamde "global players" . Dit wil zeggen dat het gaat om ondernemingen die voldoen aan de volgende twee criteria :
- De toegang tot internationale of buitenlandse kapitaalmarkten is voor de betrokken onderneming van groot belang voor de financiering van de in de consolidatie opgenomen of daarmee geassocieerde ondernemingen via de uitgifte van aandelen, effecten of leningsbewijzen;
- De onderneming naar Belgisch recht verricht een aanzienlijk deel van zijn werkzaamheden via vestigingen, dochters of geassocieerde ondernemingen in het buitenland.
- Een derde criterium, los van de twee voornoemde, betreft de consoliderende ondernemingen die zelf dochters zijn van hetzij een andere Belgische vennootschap die, voor de opstelling van haar geconsolideerde jaarrekening, andere boekhoudnormen zou hebben gekozen dan de Belgische, hetzij een buitenlandse consoliderende onderneming. Omwille van de homogeniteit van de consolidatieprocedures en de geconsolideerde staten, is het aangewezen toe te staan dat de betrokken onderneming dezelfde boekhoudnormen hanteert als haar moederonderneming.
- Een vierde criterium betreft het geval waarin, binnen de economische sector waarvan de onderneming deel uitmaakt, bij de openbaarmaking van de geconsolideerde jaarrekening en de financiële informatie, op internationaal vlak meestal andere boekhoudnormen worden gebruikt dan de Belgische.
De vier vermelde criteria zijn in algemene bewoordingen gesteld teneinde op de verschillende concrete situaties te kunnen inspelen.
Het gebruik van de IAS-normen bij onze ondernemingen die internationaal willen werken, ligt natuurlijk voor de hand. Nochtans, wanneer binnen de economische sector waarvan de onderneming deel uitmaakt, over het algemeen op internationaal vlak andere normen worden gebruikt (vb. de US GAAP) kan er eveneens worden gekozen voor de toepassing van deze normen. Het gebruik van deze andere normen zal er evenwel toch moeten toe leiden dat deze een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en de resultaten van het geconsolideerde geheel, dat minstens gelijkwaardig is met het beeld dat zou worden gegeven bij de toepassing van de nationale normen. Eventueel zal de gelijkwaardigheid in elk geval in concreto moeten beoordeeld worden.
Tenslotte is het belangrijk te vermelden dat alle dwingende voorschriften van de Europese zevende richtlijn moeten nageleefd worden alsmede deze van de vierde richtlijn, vooral inzake de schema's voor de balans en de resultatenrekening. Bij tegenstrijdigheid van een dwingende regel van de gekozen boekhoudnormen met deze van de zevende richtlijn zal dit laatste voorschrift moeten toegepast worden. In die gevallen kan het aangewezen zijn in de toelichting een 'reconciliation statement' op te nemen met vermelding van wat de toepassing van de betrokken regel uit de gekozen boekhoudnormen zou hebben opgeleverd. De bedrijfsrevisor controleert deze naleving. De aanvraag moet vergezeld gaan van alle mogelijke documenten ter staving van het verzoek. Er wordt nagegaan of aan de criteria , gesteld voor het bekomen van een afwijking, al dan niet voldaan werd. Na het advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen wordt het dossier aan de Minister voorgelegd. Bij de eventuele toekenning van een afwijking kunnen bepaalde voorwaarden worden opgelegd en kan een bepaalde en verlengbare termijn worden gegeven.