Terug naar het overzicht

Inkomen van onroerende goederen

Met ingang van aanslagjaar 2005 (inkomsten van 2004): - worden de onroerende inkomsten niet meer geglobaliseerd in hoofde van echtgenoot met de hoogste beroepsinkomsten maar worden ze belast op naam van de eigenaar ervan of worden ze verdeeld tussen de twee echtgenoten in het geval van gemeenschappelijke eigendom of onverdeeldheid. Dezelfde regel geldt voor de aftrekken van intresten en lasten; - er is een compensatie tussen echtgenoten als een onroerend inkomen na aftrek negatief wordt; - de woningaftrek wordt enkel toegekend aan de belastingplichtige die eigenaar is of verdeeld in functie van het gedeelte dat elk van de echtgenoten bezit. Hij wordt per echtgenoot toegekend en beperkt tot het KI van de woning van elke echtgenoot: dat betekent dat de enige aftrek van 4.020 EUR + 330 EUR voor de echtgenoot vervangen wordt door een aftrek van 4.020 EUR. De verhoging van 330 EUR per persoon ten laste wordt verdeeld zoals het kadastraal inkomen van de woning verdeeld is. Voor de toekenning van de verhoogde aftrek wordt de grens van 28.130 EUR per echtgenoot in aanmerking genomen; - er is eveneens een compensatie tussen echtgenoten indien een negatief inkomen resulteert voor een van hen na de toekenning van de woningaftrek. Met ingang van aanslagjaar 2006 (inkomsten van 2005) geldt, onder voorbehoud van een overgangsregeling, een volledige vrijstelling van het kadastraal inkomen van de eigen woning. De vrijstelling geldt onverminderd de heffing van de onroerende voorheffing, die voortaan niet meer verrekenbaar is. a. Belastbaar bedrag Het kadastraal inkomen (K.I.) is een belangrijk gegeven voor het bepalen van het inkomen van onroerende goederen; het wordt geacht het netto-inkomen van het onroerend goed te vertegenwoordigen tegen de prijs van het jaar dat bij de meest recente perequatie als referentie heeft gediend. Dat referentiejaar is 1975, maar sinds 1990 zijn de kadastrale inkomens geïndexeerd. De revalorisatiecoëfficiënt voor kadastrale inkomens bedraagt 3,45 % voor aanslagjaar 2005 (3,50 % voor aanslagjaar 2006 en 3,59 % voor aanslagjaar 2007)5. De indexeringscoëfficiënt voor kadastrale inkomens 1,3889 voor het inkomstenjaar 2005 en 1,4276 voor het inkomstenjaar 2006. Wanneer in de loop van het jaar een nieuw KI wordt vastgesteld bij de eerste ingebruikname of wanneer een bestaand KI herschat wordt (bij voorbeeld wegens belangrijke werken), dan bestaat het nieuwe KI vanaf de eerste dag van de maand volgend op die ingebruikname of de beëindiging van de werken. Het KI wordt in dit geval in twaalfden opgesplitst waarbij de relevante twaalfden in de aangifte worden opgenomen. Met ingang van 1 januari 2003 wordt het KI voor onroerende goederen (zowel gebouwen als gronden) die gerenoveerd werden, voor 6 jaar ongewijzigd, dus niet naar boven aangepast. De gebouwen hoeven geen 15 jaar oud te zijn. De bevriezing van het KI geldt overigens niet voor de onroerende voorheffing. Het geïndexeerd kadastraal inkomen van de woning vormt in principe een belastbaar inkomen, maar in het algemeen wordt een (geïndexeerde) woningaftrek toegestaan. Het belastbaar inkomen wordt bepaald in functie van de bestemming die aan het gebouw gegeven wordt: - het gebouw is het woonhuis van de belastingplichtige: het belastbaar inkomen is het geïndexeerd kadastraal inkomen; - het gebouw is niet het woonhuis van de belastingplichtige maar wordt niet verhuurd: het belastbaar inkomen is het geïndexeerd kadastraal inkomen verhoogd met 40%. De verhoging met 40% wordt toegepast na indexatie van het KI; - het gebouw wordt door de eigenaar gebruikt voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheden: er is geen belastbaar onroerend inkomen daar dit geacht wordt begrepen te zijn in de inkomsten uit beroepsbezigheden; - het gebouw wordt verhuurd aan een natuurlijke persoon die het niet gebruikt voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid: het belastbaar inkomen is het geïndexeerd kadastraal inkomen verhoogd met 40%; - het gebouw wordt verhuurd aan een natuurlijke persoon die het gebruikt voor zijn beroepswerkzaamheden; - het gebouw wordt verhuurd aan een vennootschap (onder voorbehoud van de regel van de herkwalificering van de inkomsten); - aan om het even welke rechtspersoon (tenzij het geval hieronder): - het belastbaar inkomen is gelijk aan de huuropbrengst, verminderd met 40% voor forfaitaire kosten, maar de kosten mogen niet meer bedragen dan tweederde van het bedrag dat 3,35 keer het kadastraal inkomen vertegenwoordigt en de nettohuur mag niet minder bedragen dan het geïndexeerd kadastraal inkomen verhoogd met 40%; - het gebouw wordt verhuurd aan een rechtspersoon die geen vennootschap is en die het onderverhuurt aan een of meer natuurlijke personen om uitsluitend als woning te worden gebruikt: het belastbaar inkomen is gelijk aan het kadastraal inkomen verhoogd met 40%. Het huurinkomen van bedrijfsleiders moet worden geherkwalificeerd in beroepsinkomsten in de mate dat de huurprijs hoger is dan 5/3 van het gerevaloriseerd K.I.. Aangezien de revalorisatiecoëfficiënt voor het aanslagjaar 2006 vastgesteld is op 3,50 vindt herkwalificatie plaats zodra het huurinkomen hoger is dan 5,833 keer het ongeïndexeerde K.I. Voor de herkwalificatie is het noodzakelijk dat de belastingplichtige-bedrijfsleider de hoedanigheid heeft van eigenaar, bezitter, vruchtgebruiker, erfpachter of opstalhouder van het onroerend goed. Indien een bedrijfsleider verschillende gebouwen verhuurt aan de vennootschap, moet voor elk onroerend goed afzonderlijk worden nagegaan of er tot herkwalificatie moet worden overgegaan. Er is slechts sprake van herkwalificatie voor de bedrijfsleiders van categorie 1, zijnde de natuurlijke personen die een opdracht uitoefenen als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of soortgelijke functie. De herkwalificatie geldt niet voor de bedrijfsleiders van categorie 2 (zijnde de personen die in een vennootschap een werkzaamheid of een leidende functie van dagelijks bestuur, van commerciële, technische of financiële aard uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst). Deze regels zijn ook van toepassing op gebouwde onroerende goederen (behalve het eerste en het laatste geval). Wordt het gebouw verhuurd aan een natuurlijke persoon die het gebruikt voor zijn beroepswerkzaamheden, aan een vennootschap of rechtspersoon (voorlaatste geval), dan wordt het belastbaar inkomen bepaald door van de brutohuuropbrengst 10% als forfaitaire kosten af te trekken. Wanneer een onroerend goed door de eigenaar volledig of gedeeltelijk wordt gebruikt voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid, is het overeenstemmende kadastraal inkomen niet belastbaar als onroerend inkomen: het wordt dan geacht deel uit te maken van de inkomsten van de beroepswerkzaamheid. De inkomsten van onroerende goederen omvatten eveneens de bedragen verkregen uit hoofde van de vestiging of de overdracht van een recht van erfpacht, van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten. Sommen betaald voor de verwerving van dergelijke rechten zijn aftrekbaar. Erfpacht is een tijdelijk zakelijk recht (van 27 tot 99 jaar) waarbij aan de erfpachter het volle genot wordt verleend van andermans onroerend goed onder de verplichting om de eigenaar-erfpachtgever, een jaarlijkse vergoeding te betalen. Opstal is het recht om tijdelijk gebouwen of beplantingen in eigendom te hebben op andermans grond. Inzake verpachting van in België gelegen onroerende goederen bestaan drie voordelige aanslagstelsels: het eerste houdt in dat de (particuliere) verhuurder slechts belastbaar is op basis van het geïndexeerde kadastraal inkomen in plaats van de op de nettohuurprijs. Daartoe is vereist dat de verhuring overeenkomstig de pachtwetgeving gebeurt en dat de huurder de goederen voor land- of tuinbouwdoeleinden gebruikt; het tweede stelsel betreft de “loopbaanpacht” en voorziet - onverminderd de heffing van de onroerende voorheffing- in de vrijstelling van personenbelasting voor de inkomsten van in België gelegen onroerende goederen die bij loopbaanpacht worden verhuurd. Dit wil zeggen tot de pachter 65 jaar oud is en met een minimumduur van 27 jaar; Het derde stelsel is in werking getreden op 3 juli 1996 en heeft betrekking op de vrijstelling van de inkomsten van gronden die verhuurd worden op basis van een bij authentieke akte opgestelde pachtovereenkomst die in een eerste gebruiksperiode van minimum achttien jaar voorziet. De vrijstelling geldt eveneens voor lopende pachtovereenkomsten. Bij verandering van eigenaar tijdens het jaar (wegens verkoop, schenking, erfenis enz.) is elk van de opeenvolgende eigenaars belastbaar op de inkomsten van het onroerend goed die evenredig verband houden met het tijdperk waarin hij het goed in eigendom had; dit tijdperk moet in maanden worden uitgedrukt. Wanneer de verandering van eigenaar niet samenvalt met het begin van de maand, zal het inkomen van onroerende goederen van de maand waarin de overdracht heeft plaatsgehad worden vastgesteld met inachtneming van de toestand die zich voordeed op de 16e dag van die maand. Voor goederen in onverdeeldheid wordt het deel van het inkomen belast dat met het aandeel van de belastingplichtige in het onverdeelde overeenstemt. b. Aftrekbare interest en sommen betaald voor de verkrijging van een recht van erfpacht of opstal Interest van leningen mag slechts worden afgetrokken van de inkomsten van onroerende goederen wanneer ze betrekking heeft op schulden die specifiek zijn aangegaan voor het verkrijgen of het behouden van onroerende goederen. Die interest en de sommen betaald voor de verkrijging van een recht van erfpacht of opstal worden rechtstreeks afgetrokken van de belastbare onroerende inkomsten vóór toepassing van de woningaftrek. De aldus aftrekbare bedragen mogen niet hoger zijn dan het bedrag van de belastbare onroerende inkomsten. Onder bepaalde voorwaarden en beperkingen, is ook een bijkomende aftrek voorzien voor de intrest van hypothecaire leningen, met een looptijd van ten minste 10 jaar, welke zijn gesloten om de enige woning te bouwen, in nieuwe staat te verwerven of te vernieuwen. Die interest wordt afgetrokken van het totale netto-inkomen en is dus niet beperkt tot het bedrag van de inkomsten van onroerende goederen (zie 2.1.1.7., 6°). Ingevolge de programmawet van 27 december 20047, die op 1 januari 2005 in werking treedt, worden de bijkomende intrestaftrek en de verhoogde vermindering vermindering van het bouwsparen afgeschaft en vervangen door de aftrek enige woning. Op voorwaarde dat de woning de enige woning is van de belastingplichtige op 31 december van het jaar waarin het leningcontract is afgesloten, is per belastingplichtige jaarlijks een basisbedrag van maximaal 1.500 EUR (geïndexeerd 1.860 EUR) aftrekbaar aan het marginaal tarief. Dat bedrag wordt gedurende de eerste 10 jaar telkens verhoogd met 500 EUR (geïndexeerd 620 EUR) op voorwaarde dat het eigen woonhuis de enige woning blijft. Deze verhoging wordt ook nog eens verhoogd met 50 EUR (te indexeren) wanneer de belastingplichtige drie of meer kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar waarin het leningscontract is afgesloten. De bedragen gelden ongeacht het inkomensniveau en het type woning. Deze wijzigingen gelden enkel voor de enige eigen woning. Verder wordt nog gepreciseerd: - dat echtgenoten en wettelijk samenwonenden, in wier hoofde een gemeenschappelijke aanslag gevestigd wordt, vrij kunnen kiezen hoe zij de aftrek onder elkaar verdelen met de beperking dat maximaal 85 % bij één van beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden mag geconcentreerd zijn; - dat ook de premies van een individuele levensverzekering afgesloten tot waarborg of wedersamenstelling van een dergelijke lening, in de aftrek betrokken worden; - verder is voor de aftrek van de enige woning vereist dat de voordelen van het verzekeringscontract bij overlijden ten goede komen aan de persoon die de eigenaar of vruchtgebruiker van de woning wordt. De nieuwe aftrek voor enige woning is niet van toepassing op alle woonleningen die vóór 1 januari 2005 zijn afgesloten. Op deze leningen blijven de bestaande regels voor gewone en bijkomende intrestaftrek, bouwsparen en langetermijnsparen, van toepassing. Ook sommige woonleningen die na 1 januari 2005 worden afgesloten, vallen niet onder toepassing van de nieuwe regeling. Het gaat ondermeer om: - herfinancieringen van woonleningen die vóór 1 januari 2005 zijn afgesloten; - hypothecaire leningen die worden afgesloten terwijl nog interesten van een vroegere (hypothecaire of financierings)lening in mindering worden gebracht van het kadastraal inkomen. c. Een vrijstelling of vermindering van het K.I. wordt in de volgende gevallen toegekend: c.a. Geniet belastingvrijstelling, het K.I. van in België gelegen onroerende goederen die een belastingplichtige of een bewoner, zonder winstoogmerk heeft bestemd voor het openbaar uitoefenen van een eredienst of voor de vrijzinnige morele dienstverlening, voor onderwijs, voor de vestiging van hospitalen, klinieken, dispensaria, vakantietehuizen voor kinderen of rusthuizen, of van andere soortgelijke weldadigheidsinstellingen. c.b. Het kadastraal inkomen wordt proportioneel verminderd naar verhouding tot de duur en de omvang van niet-bewoning, het buiten werking blijven of de onproductiviteit: wanneer een niet-gemeubileerd gebouwd onroerend goed in de loop van het jaar gedurende ten minste 90 dagen volstrekt niet in gebruik is genomen en geen inkomsten heeft opgebracht; wanneer materieel en outillage geheel, of voor een gedeelte dat ten minste 25 % van het kadastraal inkomen ervan vertegenwoordigt, in het jaar gedurende ten minste 90 dagen buiten werking zijn gebleven; wanneer een onroerend goed of materieel en outillage geheel, of voor een gedeelte dat ten minste 25% van het kadastraal inkomen ervan vertegenwoordigt, zijn vernield. In deze gevallen moet slechts het geïndexeerde verminderde KI in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de in de PB belastbare inkomsten. De voorwaarden voor de vermindering moeten worden nagegaan per kadastraal perceel of per gedeelte van kadastraal perceel wanneer dat gedeelte ofwel een afzonderlijke huisvesting is, ofwel een afdeling van de productie of van de werkzaamheden die, of een onderdeel daarvan dat, afzonderlijk kan werken of kan worden geacht afzonderlijk te werken, ofwel een eenheid die van de andere goederen of delen die het perceel vormen kan worden afgezonderd en afzonderlijk kan worden gekadastreerd. De onproductiviteit moet onvrijwillig zijn. Dit is niet voldoende bewezen wanneer de belastingplichtige zich ertoe beperkt het goed tegelijkertijd te koop en te huur aan te bieden. De belastingplichtige zal andere bewijsmiddelen moeten leveren betreffende dit onvrijwillig karakter zoals wegeniswerken, onteigening, materiële onbewoonbaarheid van het pand enz. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt een kwijtschelding of een proportionele vermindering van OV toegestaan voor niet-gemeubileerde gebouwen die tijdens het aanslagjaar voor minstens 90 dagen niet in gebruik waren en geen inkomsten opgebracht hebben. Daaraan zijn nog een aantal bijkomende voorwaarden gekoppeld: het gebouw moet door de bevoegde instantie ongezond maar verbeterbaar zijn verklaard; na de werkzaamheden moet het gebouw beantwoorden aan bepaalde minimale bewoonbaarheidsnormen in de zin van de reglementering omtrent de toekenning van toelagen voor de renovatie van woningen aan natuurlijke personen; de belastingplichtige moet een bewoning van het gebouw kunnen bewijzen gedurende een bepaalde ononderbroken periode en hij moet aan de Administratie een attest bezorgen dat is uitgereikt door bevoegde instantie. In het Vlaamse Gewest wordt het kadastraal inkomen van nieuwe investeringen in materieel en outillering die onroerend zijn door bestemming en die gedaan worden na 1 januari 1998, niet langer belast in de onroerende voorheffing. De vrijstelling geldt enkel voor het KI dat hoger ligt dan het bestaande KI voor materieel en outillage op 1 januari 1998 (ook vervangingsinvesteringen). Er wordt ook geen vrijstelling verleend voor investeringen op percelen waar een bedrijvigheid uitgeoefend wordt die in overtreding is met de geldende stedenbouwkundige voorschriften van de bestaande plannen van aanleg. De vrijstelling is niet persoonsgebonden, wel perceelsgebonden. Wijzigingen van eigenaar blijven dus zonder invloed. Daarenboven wordt vanaf 1998 op Vlaams niveau geen indexatie meer voorzien voor de KI's van materieel en outillage. Sinds 1998 is de indexering van het kadastraal inkomen voor materieel en outillage in het Vlaams gewest bevroren. Omdat Vlaanderen niet bevoegd is om de indexering van de KI’s zelf af te schaffen, wordt een onrechtstreekse desindexering toegepast, door de aanslagvoet in de OV elk jaar te verminderen in functie van de stijging van het indexcijfer. Voor aanslagjaar 2006 is de coëfficiënt waarmee de indexering gebeurt, vastgelegd op 0,8465. De aanslagvoet na desindexatie voor de onroerende voorheffing op materieel en outillage komt daarmee op 2,12 tegenover 2,18 % voor aj. 2005. Sedert 1 januari 2005 geldt ook in het Waals gewest een vrijstelling van nieuwe investeringen in materieel en outillering. Deze moeten in nieuwe staat zijn verworven of samengesteld. Sedert 1 januari 2004 werd in het Waals gewest een vrijstelling ingevoerd ten aanzien van het materieel en de outillage, wanneer het kadastraal inkomen lager is dan 795 EUR per kadastraal perceel. Om dit plafond te berekenen moet men voortaan de hierboven vermelde vrijstelling voor nieuwe investeringen in materieel en outillering, in mindering brengen. Het Waals Programmadecreet van 23 februari 2006 voert een nieuwe onvoorwaardelijke vrijstelling in voor nieuwe investeringen in materieel en outillage die vanaf 1 januari 2006 in nieuwe staat worden verkregen of tot stand gebracht op het grondgebied van het Waalse gewest. Deze investeringen zijn volledig vrijgesteld ongeacht het KI van het desbetreffende perceel. Woningaftrek De programmawet van 27 december 2004 schaft vanaf 1 januari 2005 de woningaftrek af. In de plaats daarvan wordt het kadastraal inkomen van de eigen woning volledig van belasting vrijgesteld. Ook de verrekening van de onroerende voorheffing wordt volledig geschrapt. Om niet te raken aan de verrekening van de onroerende voorheffing in de gevallen waarin vóór 1 januari 2005 een lening voor de eigen woning werd afgesloten, is in een overgangsregeling voorzien. Deze overgangsregeling voorziet dat de oude regels inzake woningaftrek en verrekening van de onroerende voorheffing van toepassing blijven wanneer: - de belastingplichtige nog leningen heeft lopen die gesloten zijn om de eigen woning te verwerven of te behouden, en deze leningen afgesloten zijn vóór 1 januari 2005, of vanaf 1 januari 2005 ter herfinanciering van een vóór 1 januari 2005 afgesloten lening; - de belastingplichtige voor de eigen woning vanaf 1 januari 2005 een nieuwe lening heeft afgesloten terwijl de interesten van een vóór 1 januari 2005 afgesloten lening ter financiering van een vóór 1 januari 2005 afgesloten lening, nog in aanmerking komen voor de aftrek van interesten. De overgangsregeling vervalt evenwel als de belastingplichtige ten aanzien van de nieuwe lening opteert voor toepassing van de nieuwe aftrek voor de enige woning. Deze optie is definitief, onherroepelijk en bindend. Voor de belastingplichtige die een woning betrekt, waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is, wordt het kadastraal inkomen van die woning slechts in aanmerking genomen in de mate dat het meer bedraagt dan 4.167 EUR voor aj. 2006 (4.283,00 EUR voor aj. 2007). Dit bedrag wordt verhoogd met 347 EUR voor aj. 2006 per persoon (357,00 EUR voor aj. 2007), zijnde echtgenoot, de personen die ten laste zijn van de belastingplichtige en de overleden echtgenoot van de belastingplichtige, indien deze laatste een weduwnaar of een weduwe is met kinderlast. Er wordt bovendien een verhoging van de gewone woningaftrek van 347 EUR (357 EUR voor aj. 2007) toegestaan voor elke van deze personen die zwaar gehandicapt is. Dit betekent dat personen die deel uitmaken van het gezin en zwaar gehandicapt zijn, voor twee tellen voor de verhoging van de gewone woningaftrek. De verhoging van 347 EUR (aj 2006) per persoon ten laste wordt verdeeld zoals het kadastraal inkomen van de woning verdeeld is. Het basisbedrag en zijn eventuele verhogingen vormen de gewone aftrek. Vanaf aj. 2005 heeft iedere echtgenoot of ieder wettelijk samenwonende recht op de volledige woningaftrek. De aftrek wordt toegepast op het kadastraal inkomen van de woning dat op grond van de toewijzingsregels13 deel uitmaakt van zijn belastbaar inkomen. De woningaftrek wordt bijgevolg niet opgesplitst, zodat hij in de toekomst aan een gezin tweemaal kan worden toegekend. Betrekken de gehuwden of wettelijk samenwonenden meer dan één woning, dan moeten zij voor de woningaftrek een woning aanduiden. De woningaftrek wordt verhoogd (aanvullende woningaftrek) met de helft van het verschil tussen het KI van de woning en de woningaftrek wanneer het totale netto-inkomen voor aanslagjaar 2006 niet hoger is dan 29.230 EUR (30.040 EUR voor aj. 2007). De totale aftrek mag niet hoger zijn dan het kadastraal inkomen waarvoor de aftrek wordt toegestaan. Die aftrek wordt slechts verleend op één enkele woning naar keuze van de belastingplichtige, ingeval meer dan één woning wordt betrokken. Hij is eveneens van toepassing op de belastingplichtige die, om beroepsredenen of redenen van sociale aard, niet persoonlijk de woning betrekt, waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is. Als sociale of beroepsreden wordt niet aanvaard het geval waarin een vennootschap de belastingplichtige, die een schuld heeft ten aanzien van de vennootschap, verplichtte om zijn woning te verkopen en tijdelijk een ander onroerend goed te betrekken. De administratie neemt wel aan dat deze redenen aanwezig zijn voor een belastingplichtige die na aankoop van een woonhuis, zijn woning wegens beroepsnoodwendigheden of omstandigheden van sociale aard ( te grote afstand tussen woonplaats en plaats waar kinderen studeren of vrouw werkt, ouderdom of ziekte) heeft moeten verlaten of nooit heeft kunnen betrekken. Het samenwonen met de echtgenoot of met de wettelijke partner wordt niet beschouwd als een sociale reden. De aftrek wordt echter niet verleend op het gedeelte van de woning dat de belastingplichtige gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid of dat betrokken wordt door personen die geen deel uitmaken van zijn gezin. Betrekt een belastingplichtige verscheidene van zijn woningen zelf, dan mag hij kiezen voor welk huis hij de forfaitaire aftrek wil toegepast zien. Ook de delen van de woning die gratis of onder bezwarende titel - privé of beroepshalve - worden betrokken door personen die geen deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige, komen niet voor de woningaftrek in aanmerking. Terzake wordt echter opgemerkt dat het begrip "personen die deel uitmaken van het gezin" ook de personen omvat die fiscaal niet als ten laste van de belastingplichtige kunnen worden beschouwd. Maakt de woning deel uit van een onverdeeldheid, dan heeft iedere eigenaar recht op de woningaftrek voor het gedeelte van de het geïndexeerde KI dat aan zijn deel beantwoordt. Indien evenwel de inkomsten van onroerende goederen van al de eigenaars in het onverdeelde of van verscheidene eigenaars in het onverdeelde voor de toepassing van de PB worden samengevoegd, mag de woningaftrek slechts éénmaal worden toegestaan op het geïndexeerde KI dat overeenstemt met het totaal van de delen van de betrokkenen in de onverdeelde woning. Met de personenbelasting verrekenbare onroerende voorheffing Met ingang van aanslagjaar 2006 (inkomsten van 2005) geldt, onder voorbehoud van een overgangsregeling, een volledige vrijstelling van het kadastraal inkomen van de eigen woning. De vrijstelling geldt onverminderd de heffing van de onroerende voorheffing, die voortaan niet meer verrekenbaar is. Als onroerende voorheffing wordt enkel verrekend het bedrag van de onroerende voorheffing met betrekking tot het kadastraal inkomen van de eigen woning in zover dat kadastraal inkomen in het belastbare inkomen is begrepen. Het te verrekenen bedrag mag niet hoger zijn dan 12,5% van het in het belastbare inkomen begrepen K.I. dat aan de onroerende voorheffing is onderworpen. De verrekening van de onroerende voorheffing is bovendien beperkt tot de totale verschuldigde belasting. De onroerende voorheffing betaald voor de enige woning die verhuurd wordt of voor een tweede woning is noch verrekenbaar noch aftrekbaar in de personenbelasting.